Journalist Marc Helsen (65) gaat in maart volgend jaar met pensioen bij Gazet van Antwerpen. Zijn trouwe fans - en die zijn talrijk- zullen dan zijn stukken die hij ruim 35 jaar lang ondertekende met HHM moeten missen. Al vloeit zijn inkt waar het niet gaan kan, en zal Marc nog met regelmaat in 'zijn gazet' opduiken.
Helsen, rasechte Hertalsenaar, was een monument onder het Kempense en - zeg maar bij uitbreiding - het Vlaamse journaille. Vaak beet hij zich vast in moeilijke dossiers, zoals de zaak Karel Van Noppen.
Als 'Kuifje' Helsen reisde hij meerdere keren de wereld rond en sprak vrijuit met Nelson Mandela.
Maar vooral: dankzij Marc Helsen haalde het Kempense nieuws plots de voorpagina's. Door HHM is de Kempen minder stil geworden. "Of het nieuws uit Wiekevorst, Brussel of Kaapstad komt, maakt me niet uit", zegt Helsen. Als het maar een goed verhaal is."
Als je Marc Helsen wil spreken, moet je geen dag, uur of plaats afspreken. Je stapt gewoon café De Zalm aan de Grote Markt in Herentals binnen, loopt naar het tafeltje links achteraan en, als hij niet in Nepal, Alaska of Mongolië uithangt, vind je hem daar terwijl hij volk ontvangt, stukken schrijft of gewoon pinten pakt.
Zelf noemt hij deze staminee zijn 'maatschappelijke zetel'. Als we hem er aantreffen, is hij weer net terug van zijn zoveelste bergtrip in de Himalaya. "Omdat het slecht weer was tijdens de afdaling, ben ik een paar weken vroeger dan gepland teruggekomen", zegt hij. "Mijn vrouw schrok zich een bult. Normaal kom ik drie maanden later dan aangekondigd terug." (lacht)
Marc, je hebt 35 jaar voor kranten gewerkt, eerst voor Het Nieuwsblad en later voor Gazet van Antwerpen. Weet je nog waarover je eerste artikel ging?
Dat zal wel een stuk geweest zijn over Herentals. (Lacht) Waarover weet ik niet meer. Maar ik kan het opzoeken. Ik heb al mijn stukken bijgehouden, tot op de dag van vandaag. Het is een kast vol met dikke mappen.
Ooit zal ik die schenken aan het stadsarchief. Na zoveel jaar krijgen die artikels wel hun heemkundige waarde.
Je was een van de weinigen die erin slaagde om uit de stille Kempen voorpaginanieuws te halen. Nu je met pensioen gaat, kan je ons wel je geheim uit de doeken doen.
Er is geen geheim. Als journalist moet je vooral contacten leggen. Veel volk leren kennen. Het vertrouwen van de mensen winnen. Er is altijd nieuws genoeg maar om het te vinden, moet je ook buiten komen. Het is op straat te doen, niet op de redactie. Ik ben een reporter.
Ik heb altijd graag zaken willen verslaan. Ik wil het voor mijn neus zien gebeuren of ter plaatse van iemand horen. Je bent een bevoorrechte getuige en jij deelt dat mee aan je lezers, luisteraars of kijkers. Dat is de basis van de journalistiek.
En het is werken. Hard werken.
Toen ik verleden jaar het 'eierschandaal' uitbracht, (eieren werden besmet met het insecticide fipronil, nvdr) lag ik wel om halfzeven 's morgens in de gracht te wachten tot de speurders binnenvielen in die boerderij in Ravels. We hebben toen met GvA drie dagen na elkaar een Europese primeur gehad.
Toch vreemd. De ene keer zit je een uur bij Nelson Mandela te koffiekletsen over wereldvrede en een week later hang je hier aan de toog met een schepen te praten over -we zeggen maar iets - de herinrichting van een straat.
Ik heb daar geen moeite mee. Mogelijk heeft die schepen een even goed verhaal. Ik heb altijd de knop kunnen omdraaien, of het nu lokaal, nationaal of internationaal nieuws was. Het enige waar ik mijn voldoening uithaal, is dat mensen er leesplezier uithalen. Of dat nu nieuws uit Wiekevorst, Brussel of Kaapstad komt, maakt me niet uit.
Vaak begint zo'n verhaal trouwens vlakbij je deur. In 1996 vroegen de paters Kapucijnen in Herentals me waarom ik eens niet over hun werk in Congo schreef. Ik daarmee naar Luc Van Loon, mijn toenmalige chef. ''t Is goed', zei Luc, 'vertrek maar voor een maand.'
Pas zes weken later kwam ik terug thuis, nadat Luc al drie keer ongerust met mijn vrouw had gebeld of ze nog iets gehoord had van uw dienaar. Maar ik kwam wel terug met een paar goede verhalen over de laatste missionarissen in Congo en vooral: ik had een maand lang de Congostroom afgevaren met een duwvaartschip: vanuit de brousse helemaal tot in Kinshasa, als enige witte tussen 400 Congolezen.
Ik denk dat ik altijd wel de reflex gehad heb te weten wat nieuws en wat flauwe zever is. In de Kempen wonen 450.000 mensen, bijna evenveel als in Antwerpen. Hier kom je evenveel menselijke verhalen tegen.
Ook in de Kempen ontstaat wereldnieuws, maar je moet er dan wel bij zijn. Ik speel hier een thuismatch en wil niet dat niemand mij links of rechts voorbijsteekt
Nog opvallend was dat je vaak met primeurs kwam. Toch de heilige graal voor veel journalisten.
Ook dat komt weer neer op het leggen van contacten en het winnen van vertrouwen. Ik was nog een van de journalisten die destijds een onderzoeksrechter kon bellen. Nu vlieg je daarvoor bijna de bak in. Vroeger had je geen woordvoerders en kon je rechtstreeks met de speurders, politici of bedrijfsleiders bellen. Je kon er zelfs pinten mee pakken. Maar ze lezen achteraf ook wat je geschreven hebt. Je moest er dus niet al te vaak naast schieten.
Er zijn tientallen zaken die je lang vooraf al weet, maar waarover je nog niet mag schrijven. Zo wist ik bij de moord op Karel Van Noppen al een week op voorhand dat ze Karl De Schutter, de man die het moordwapen leverde, gingen oppakken in Frankrijk.
Dat was zeer bizar. Ik had er samen met een collega maanden aan gewerkt en een tip gekregen. Ik heb de speurders ook geïnformeerd over wat ik wist en wat en wanneer ik het zou publiceren. Ik wilde een dergelijk belangrijk onderzoek niet om zeep helpen. Maar ik was wel in Zuid-Frankrijk toen ze De Schutter arresteerden.
Bovenal moet je van je woord zijn. In het onderzoek-Van Noppen hoorde ik op zeker moment dat Albert Barrez bekend had dat híj het was die de veekeurder had doodgeschoten.
Maar Barrez had de speurders gevraagd om dat uit de pers te houden tot hij het tussen Kerstmis en Nieuwjaar aan zijn moeder zou opbiechten. Een paar weken later titelde de concurrentie foutief: 'De Schutter is de schutter.'
Maar ik reageerde niet en hield mijn primeur nog een paar weken in de kast tot Barrez met zijn moeder had gesproken. Op 2 januari zwierde ik het in de gazet. Dan was Nieuwjaar voorbij.
Je was vooral gedreven in het zoeken naar wat men in het journalistiek jargon 'hard nieuws' noemt, zeg maar criminaliteit. Ben je zelf nooit bedreigd geweest?
Dat gebeurde weleens, zoals met een drugbaron als Van Griensven uit Oud-Turnhout. Eén keer was ik er wel niet gerust in. Ik had een verhaal geschreven over een lid van een beruchte motorclub die als kinderverkrachter in de cel zat. Zijn kompanen waren daar niet zo blij mee.
Ze belden me op om te zeggen dat ze mijn adres kenden en weleens zouden langskomen. Echt ernstige bedreigingen. Maar ik laat me niet zo snel intimideren. Ik heb me niet onderdanig opgesteld en ben met hen de discussie aangaan. Ze hebben allicht ontdekt dat hun man toch niet zo koosjer was.
In Birma heb je eens een paar dagen in de cel gezeten?
Dat was na een interview met Aung San Suu Kyi (destijds strijdster voor mensenrechten in Birma, nvdr). Ze had toen nog huisarrest en ik had dat doorbroken. "Ze gaan u de duivel aandoen", had ze me nog gewaarschuwd. Na het interview kreeg ik onmiddellijk de geheime dienst achter mij aan. Ik speelde die kwijt in een groot hotel met veel uitgangen.
Na een paar dagen op het platteland dacht ik veilig te zijn. Tot ik in de hoofdstad Rangoon de vlieger terug naar huis wilde nemen. Ik werd in mijn hotel meegenomen door de politie. Ze hebben me tijdens de ondervraging een flink pak slaag gegeven. Op een gegeven moment kwam er iemand achter me staan die met zijn twee vuisten op mijn oren sloeg.
Dat deed geen deugd. Het bandje van het interview had ik verstopt in een medicamentendoosje. Dat hebben ze niet gevonden. Een paar dagen later werd ik het land uitgezet. Thuis schreef ik het interview uit voor de krant. Een collega zei me: "Je moet een dergelijk artikel ook in het buitenland aanbieden."
En inderdaad: The Times was geïnteresseerd.
Die verkocht het stuk op zijn beurt verder aan kranten in het Verre Oosten. Ook in Rangoon konden ze het interview dus lezen. Onze eerste minister – destijds Louis Michel - kreeg een woedende brief van hun minister van Buitenlandse Zaken waarin ik persona non grata werd verklaard en als spion betiteld.
Ik mocht het land niet meer binnen. Maar ik was ook mishandeld als Belg. Louis Michel heeft er nog een diplomatiek incident van gemaakt en onze ambassadrice ginder formeel een klacht laten indienen. Dat vond ik wel sympathiek van hem.
Je hebt als journalist ook zowat heel de wereld afgereisd. Was dat een compensatie om even vanonder de kerktoren van Herentals weg te komen?
Nee hoor, ik heb veel onder de kerktoren gewerkt, maar ik had me ook altijd voorgenomen om als journalist de wereld te zien. Uit die nieuwsgierigheid zijn al die stukken voor de krant en mijn reisboeken voortgekomen. Zo heb ik bijna een jaar lang verslag gedaan van 12 vergeten oorlogen.
De ene week zit je in Congo, de andere week in Colombia. In het jaar 2000 heb ik voor de krant 'De Grote Trek' rond de wereld gedaan, waarna ik in 2003 zeven maanden de Zijderoute volgde, in het spoor van Marco Polo. Onderweg bij zulke projecten schreef ik elke dag voor de krant.
Dergelijke reportagereizen hakken er wel in hoor. Ik heb ook nooit comfort moeten hebben en lang genoeg in tenten geslapen. Als je dat maandenlang doet, wordt het ook tijd dat je naar huis komt. Dan is je pijp uit en heb je tijd nodig om terug aan een normaal tempo te gaan werken. Mijn collega's op de redactie dachten daar niet zo over. Ze vroegen dan hoe is het op vakantie was geweest. (lacht)
Wat ons opvalt, is dat je altijd 'mijn krant' zegt.
Die betrokkenheid met je krant is erg belangrijk. Omdat mensen weten dat ik voor de krant werk, word ik ook voortdurend aangesproken door lezers, niet alleen in Herentals maar ook in Turnhout of Mol. Ik vind dat ook heel plezierig, want op die manier krijg je rechtstreeks feedback van de lezers.
Als het niet goed is, weet je het ook. Kijk: journalistiek is een passie. Als je die niet hebt – je leven lang- dan moet je er niet aan beginnen, want vroeg of laat haak je dan af.
Maar journalistiek is ook hard werken. Uren tellen niet. Ik denk niet dat ik ooit een deadline gemist heb. Ik kreeg altijd naar mijn voeten dat ik te veel schreef. Als de actualiteit vraagt dat je drie dagen dag en nacht werkt, dan is dat zo. Ook al lijdt je privéleven daaronder.
Journalistiek is de snelste stap naar een echtscheiding?
(Lacht) Ik denk het wel. Ik merk dat ook bij collega's. Maar je moet af en toe ook rust inbouwen. Ik kon maanden aan stuk werken, maar nadien wilde ik wel eens een maand in Alaska zitten.
Je hebt geen kinderen. Is dat de tol die je betaalt?
Dat zou weleens kunnen. Als je niet veel thuis bent, komt dat er niet van. Ik heb wel geprobeerd ... (lacht). Je kan er weleens mee lachen, maar je betaalt er een tol voor. Het werk heeft veel van mijn leven bepaald.
Als je werk je passie wordt, pak je de bluts met de buil. Maar vraag aan iedere sportman die op zijn vijftigste met twee kapotte knieën zit of hij er spijt van heeft zich zo te hebben uitgesloofd. Hij zal zeggen dat hij voor dezelfde carrière zelfs twee krukken overheeft. Ik heb van niets spijt.
Ook niet over de manier waarop ik mijn carrière heb kunnen afronden. Wie blijft er tot zijn 65ste reporter? Veel van mijn collega's raken uitgeblust. Ik ben begonnen als kleine garnaal onder de kerktoren, ben dan doorgegroeid en heb nationaal en internationaal geschreven.
Ik ben voor Het Nieuwsblad tien jaar 'Kuifje' geweest, ik heb de wereld rondgereisd en aan oorlogsverslaggeving gedaan. Ik heb dertien boeken geschreven over mijn reizen. Na die geweldige periode ben ik terug naar de Kempen gekomen.
Want hoe dan ook: in eigen streek schrijven is fantastisch: de ene dag praat ik met een advocaat, de volgende dat met een kernfysicus bij het SCK, de dag daarop met een crimineel die me belt vanuit de gevangenis en nog een dag later met een burgemeester omdat het kot op stelten staat omdat er een bouwvergunning voor tien windmolens is afgeleverd.
Je kan je toch geen meer afwisselende baan voorstellen?
Ik denk dat ook niemand kan zeggen dat ik in de Kempen uitgebold heb. In een van de laatste kranten voor mijn pensioen stonden twaalf stukken van mij...
Wie gaat je nu opvolgen?
Ik weet het niet. Ik ben niet onmisbaar. Maar wie wil het nog doen? Iedereen wil journalist worden. Ik zie ze met honderden afstuderen op de journalistenscholen, maar ik zie ze niet op de redacties verschijnen.
Veel van die jonge gasten willen ook niet meer voor de regio schrijven. Ze willen onmiddellijk verslag doen van de Ronde van Frankrijk of in de Wetstraat zitten. Op dat vlak voel ik me een van de laatsten der Mohikanen.
Natuurlijk moet je van vele markten thuis zijn en je moet bereid zijn de eerste jaren het vuur uit je sloffen lopen om verder te groeien. Zo werkt het nu eenmaal.
Wat ga je nu doen?
Ik blijf nog schrijven, maar alleen over zaken waar ik graag over schrijf. Ik ga freelancen, maar niet meer met de zweep erop. Ik ben nu een ander ritme aan het zoeken. Ik heb die drive nu eenmaal in mij. Als ik hier straks buitenstap, heb ik gegarandeerd weer een verhaal.
En ga je in Herentals blijven wonen?
Als je zoveel weg bent geweest als ik moet je een plaats hebben om thuis te komen. Ik ben altijd blij als ik weg kan gaan, hoe verder hoe liever. Ik heb tientallen plaatsen bezocht waar ik had kunnen gaan wonen. Maar ik kom altijd graag terug naar de Kempen. Ik ben een echte Herentalsenaar.
Je meest aangrijpende moment?
Wat me altijd zal bijblijven, is het beeld van Karel Van Noppen in de gracht, met een kogel door zijn hoofd. We hebben hem gevonden dankzij een lamp op een VTM-camera. De politie was op zoek met speurhonden, maar vond hem niet.
Tot een cameraman er zijn lamp op zette en we hem zagen liggen. Toen heb ik ook het idee opgevat om me erin vast te bijten. Het was geen gewone moord, maar een maffiamoord.
Er was opdracht gegeven om een vleeskeurder die te goed zijn werk deed, uit de weg te ruimen. Dat kon je niet laten liggen als journalist. Ik heb er drie jaar werk aan gehad en er ook een boek over geschreven.
Je schoonste moment?
Als je een uur lang voor Nelson Mandela mag zitten, is dat natuurlijk moeilijk te kloppen. Het was een soort privéaudiëntie. Journalistiek is dat wel de top. Het was bovendien het laatste Belgische interview.
Dat is toch niet slecht, hé, voor een boerke uit de Kempen.
Bron GVA - 21/12/18 - dit artikel werd gereproduceerd met toestemming van de uitgever, alle rechten voorbehouden – Nnieuws License2Publish - foto's Nnieuws.